
Jurisprudentie
BI8486
Datum uitspraak2009-06-17
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809113/1/H3
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809113/1/H3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 31 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) het bezwaar van de stichting Stichting Stedebouw en Stadsherstel (hierna: de stichting) tegen het beweerdelijk niet tijdig nemen van een besluit op een aantal verzoeken om openbaarmaking van informatie, ongegrond verklaard.
Uitspraak
200809113/1/H3.
Datum uitspraak: 17 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Stedebouw en Stadsherstel, gevestigd te Leiden,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 november 2008 in zaak nr. 07/7415 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) het bezwaar van de stichting Stichting Stedebouw en Stadsherstel (hierna: de stichting) tegen het beweerdelijk niet tijdig nemen van een besluit op een aantal verzoeken om openbaarmaking van informatie, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2008, verzonden op 12 november 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 31 juli 2007 vernietigd, het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 31 juli 2007. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 december 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2009, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter], en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Schmal, ambtenaar in dienst van de gemeente Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat de stichting vanaf 2001 bij het college een groot aantal verzoeken om openbaarmaking van informatie heeft ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de stichting geen verzoek heeft kunnen aanwijzen waarop het college niet tijdig heeft besloten. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit waartegen de mogelijkheid van bezwaar open stond.
2.1.1. Hetgeen de stichting in hoger beroep heeft aangevoerd biedt geen grond dit oordeel van de rechtbank onjuist te achten. Ook in hoger beroep heeft de stichting niet duidelijk gemaakt op welk van haar verzoeken om openbaarmaking van informatie door het college niet tijdig zou zijn besloten. Het betoog van de stichting dat niet tijdig een besluit is genomen op het verzoek van 25 september 2001 faalt, reeds omdat dit verzoek niet door de stichting maar door stichting Vill'ABB is ingediend.
Voor zover de stichting heeft willen betogen dat niet tijdig is besloten op haar verzoek om openbaarmaking van een brief van Stichting Triodus van 27 september 2001, is dit betoog door de rechtbank terecht verworpen. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat het college op dat verzoek een besluit genomen heeft, waarbij bedoelde brief openbaar gemaakt is. Dat, als gesteld, dit besluit niet binnen de daarvoor gestelde termijn is genomen, leidt niet tot een ander oordeel. Die omstandigheid, wat daarvan ook zij, doet er immers niet aan af dat na het nemen van het besluit niet langer kon worden opgekomen tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.C. de Winter, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. De Winter
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2009
176-546.